Bloedje fanatiek, zeer uitgesproken en met een energieniveau om jaloers op te worden, dat is de 39-jarige Hanneke van de Goor uit Herpen. Volop in de paarden maar op een heel andere manier dan ze zich had voorgesteld. Nationaal dressuur maar nooit meer rijden, bijna prof-voetballer, op TV met Boer zoekt vrouw en inmiddels ervan overtuigd dat ‘geld is macht’, haar vroegere adagium, maar heel betrekkelijk is: ”Als je gezond bent, ben je rijk, dat had ik nooit zo begrepen, tot ik zelf het eind van de tunnel had gezien.”
De naam Van de Goor uit Herpen is onlosmakelijk verbonden aan een aantal top-hengsten. Ferro, Ekstein, Rousseau, Rhodium en Metall, het zijn hengsten die veel mensen direct associëren met de combinatie Lamers en Van de Goor: Jan Lamers uit Oss en Adriaan van de Goor uit Herpen. Hanneke groeide dan ook op tussen de paarden: “Ik ben er tussen geboren, zeg maar, op de boerderij van mijn ouders. Toen waren dat voornamelijk varkens en koeien en een aantal paarden, een soort van gemengd bedrijf. Ik was de jongste, na een oudere broer. Ik was al vrij snel geïnteresseerd in het buitenleven: altijd op stal, buiten bezig, aan het ravotten met de jongens in de buurt. Eigenlijk ben ik opgegroeid met allemaal jongens om me heen. Bezig met voetbal en andere jongensdingen. En mijn vader hoopte maar dat ik ging paardrijden.”
Vader Adriaan zag het helemaal voor zich en kocht ook een pony voor zijn dochter: “Maar ik wilde daar niks van weten. Voetbal was mijn sport. Of ik dat goed deed? Man, ik stak er zelfs met kop en schouders bovenuit! Van m’n 6e tot mijn 19e, altijd in Herpen bij Herpinia, fanatiek! Tot het moment dat het echt serieus begon te worden. Ik zat in het traject van de Nederlandse selectie. Moest ik in Baarle-Nassau gaan trainen, dat werd allemaal veel te veel. Normaal sloten we de training af in de kantine met een pilsje en een sigaretje, dat kon toen nog. Maar bij de selectie ging die vlieger natuurlijk niet meer op! Vrouwenvoetbal was toen in Nederland bijzaak. Tegenwoordig is het wel een sport met wat aanzien maar daar was toen nog geen sprake van.”

Holle bolle Gijs, de variant op geld is macht
Natuurlijk bleef de ponysport op de achtergrond aanwezig: “Ja, maar ik keek er niet naar om, was altijd achter de bal aan het rennen. Ik heb wel pony’s gehad, maar ons pap verkocht af en toe de pony maar omdat ik er te weinig naar om keek. Op een gegeven moment is ie daarmee gestopt: hij zag wel dat dat niet ging gebeuren. Tja, als ik iets niet wil, dan gebeurt dat ook niet. Tot ik een jaar of 15 was, ging ik met vriendinnen mee naar de manege. Ik moest en zou meedoen, en na een hoop gezeur kreeg ik een 10-rittenkaart om bij Quirinus Kamp op de manege in Schaijk te kunnen rijden. Toen begon toch weer de liefde voor paarden op te komen. En daarna heb ik natuurlijk een paar keer gezeurd dat ik ook een pony wilde. Maar ons pap had er eerder al een paar gekocht, hij wilde het nou wel zeker weten: ik kreeg weer een 10 rittenkaart. Met tegenzin heb ik die lessen afgemaakt, eigenlijk alleen omdat er dan een pony zou komen.”
“Mijn vader zou mijn vader niet zijn als ie niet een heel goeie pony kocht, een Zalmeco x Arms Park, te klein gebleven, een E-pony. Met een heel mooi front, mooi over de benen, een jaar of 8 geloof ik. Ik ben ermee in de B begonnen en in een jaar tijd liep ie Z. Les kreeg ik van Natasja van Linden uit Maren-Kessel. En natuurlijk bij de ponyclub in Herpen. Die ponycarrière van mij ging als een trein. Door de pony maar ook door mijn karakter: ik was héél fanatiek de beste willen zijn. En ik weet het goed: mensen waren ook jaloers, hadden het over ‘dat verwende kind’ van Van de Goor. Ik had er echter veel voor over. Ik reed de pony, zat op school op de havo, deed ook vakkenvullen hier in het dorp als ik uit school kwam, kwam ’s avonds laat thuis, en dan nog de pony rijden, graag of niet. We hadden nog geen binnenbak, dus heel vaak was het aanmodderen. Maar dat zagen de mensen niet die me op zondag met een oranje strik zagen rondlopen.”

Met de Metall x Vincent
De overstap naar de paarden volgde: “Ik dacht dat ik wel goed en stoer genoeg was, de HAVO was afgerond, ik wilde in de paarden gaan. Mijn vader vond dat geen goed idee: dat kon altijd nog, ik moest eerst een studie gaan doen. Ik naar Den Bosch naar de PABO, dan maar lerares worden. Ik had niet het gevoel dat ik daar iets mee zou gaan doen maar dan had ons pap zijn zin. We hebben toen een beetje een compromis gemaakt: ik de studie en dan mocht ik daarnaast werken in de paarden. Hij zocht een adres waar ik echt zou ervaren hoe het was in de paardenwereld. Hij belde Nicolette van Lierop in Someren, daar stonden onze hengsten Rousseau en Rhodium: hij had een dochter die eigenwijs was, ze hoefde haar niet te sparen. De dag dat ik vrij van school was, kon ik naar Nicolette, om half 8 beginnen en dan tot 5 uur. Mijn vader had gezegd dat ik daar niks voor hoefde te krijgen, alleen een wijze les. Kwam ik daar met mijn autootje in alle vroegte, meteen aan het werk. Mocht ik de kruiwagens mest naar de mesthoop kruien, tot een uur of half 12, continu kruien, non-stop. En dan ’s middags toch het mooiere werk: binnen en buiten zetten, voeren, op – en afzadelen. Ik weet nog wel dat Nicolette toen een heel stel mooie leren hoofdstellen had, die kostten toen 75 gulden. Stiekem heb ik gehoopt dat ik er wel een zou krijgen voor al mijn werk maar ik heb het tot de laatste cent betaald. Achteraf gezien was dat heel goed, het was ook de doelstelling van mijn pro deo-werk: niks voor niks, zo zit de paardenwereld in elkaar. Ik had de PABO in ruim drie jaar klaar en ik ben in het onderwijs begonnen. Daarnaast ben ik blijven rijden, maar de droom om echt in de paarden te duiken: daar was ik iets van terug gekomen.”

Met de Duitse Rebecca Goodman, die de hengst Grey Flanell (Gribaldi x Clavecimbel) op de veiling in Oldenburg kocht
Hanneke reed voor thuis wat paarden: “Kocht ons pap een merrie met een goed papier, reed ik die naar het Z. Op een gegeven moment was ik het een beetje beu: mocht ik eigenlijk met een hoedje rijden, werd ie weer verkocht of werd ze gedekt, viel de droom weer in duigen. Een jaar of 22 was ik. Via via kwam ik toen op een adres waar ze een Métall x Vincent hadden, een hengst, en ze vroegen hem écht héél veel geld. Ik was er gek van, ik moest hem hebben. Ons pap zei: kind doe dat toch niet. Maar daarom moest ik hem dus zeker hebben. Al mijn spaarcenten gingen op aan dat ene paard. Dat kon, want ik deed van alles om aan geld te komen. Prei zetten bij een tuinder, vakkenvullen, in bloemenkassen helpen, afwassen in de horeca, van alles. Geld is macht, dacht ik, dat vond ik heel belangrijk. En al vrij snel ging het hogerop, reed ik ZZ-licht. En toen kwam de juiste klant voorbij. Geld bleef toch macht, dus dat moest gebeuren, hij ging vertrekken. Naar Spanje, via Jordi Domingo, die reed Prestige voor ons op de Olympische Spelen. De Metall x Vincent loopt vandaag de dag nog Grand Prix in Spanje. Ons pap toch trots: hij had niet verwacht dat ik dat paard weg zou doen. Ik ben verschillende paarden blijven rijden, en ik werkte fulltime in het onderwijs, op een school voor verstandelijk beperkte jongeren.”
Vader Adriaan overleed vrij plotseling in 2008: “Toen ben ik wel in een gat gevallen. De kapitein op het schip was verdwenen, daar gingen we dan. Met mijn oom Marcel van de Goor hebben we de zeilen opnieuw in de wind moeten zetten.” Een jaar later kreeg Hanneke landelijke bekendheid als de speelse jongedame die een relatie kreeg met hengstenhouder Peter van den Boogaard. Het leven rolde zo door, tot augustus 2016: “Ik had een paard gekocht, was 8, had geen wedstrijdervaring, maar ongeveer Z-klaar. Ik thuis in een rustige galop, en toen is ie gestruikeld. Ik ervan af en hij bovenop mij. Dat was mis. Maarten Simonse, de dierenarts die bij ons was om de merries te scannen, belde meteen de ambulance. In het ziekenhuis in Uden bleek dat het echt goed mis was. Ik door zo’n tunnel heen, kwam ik daaruit: ik zie die dokter nog aan zijn bol krabben, zo van, oei, wat moeten we hiermee. Ik had 15 gebroken ribben, twee klaplongen, mijn schouder op meerdere plaatsen gebroken, en mijn hart was verschoven. Dat zat altijd op de goede plek maar dat is sindsdien afgelopen, haha. Ik heb toch maar 12 dagen in het ziekenhuis gelegen. Elke dag kreeg ik therapie, en ze hadden gezegd: als ik de trap op kon lopen, mocht ik naar huis. Dat hadden ze niet tegen dovemansoren gezegd. Ik wilde toch blijven paardrijden. Ik thuis meteen weer erop, dat had ik geleerd, dat was het beste. Diezelfde dag dat ik thuis kwam heb ik op datzelfde paard een zadel geknoopt, en ik ben met veel pijn en moeite weer erop gestapt. Eén rondje heb ik gestapt, maar het zag zwart voor de ogen, ik heb er niks van gezien. Het voelde niet goed. Ik ben afgestapt, en op dat moment heb ik besloten om er nooit meer op te stappen.”
“En toen kreeg ik wel een heel ander leven. Ik weet nog wel dat mijn broer binnenkwam met zijn zoontje toen ik in het ziekenhuis lag. Dat ik dacht, wauw, die is rijk, dat wil ik ook. Ik had best wat medicatie, ik was net Herman Brood, zeg maar. Voor mij was dat niet zo onplezierig, maar voor de mensen om mij heen was het heftig. Misschien ben ik wel niet op een normale manier te remmen, misschien moest zoiets heftigs wel gebeuren daarvoor, anders was het nooit veranderd. Leonie Bos heeft mijn paard toen doorgetraind en verkocht. Ik heb alle spullen op internet gezet, zo snel mogelijk van alles afscheid genomen. En sindsdien ben ik Leonie Bos en Peter Wetzelaer wat gaan helpen, die toen al in onze accommodatie gehuurd zaten. Ik heb er altijd een paard bij gehad, zij reden hem dan. Weet je, het gaat in het leven niet om dure auto’s, groot bezit, en zo. Geld is macht is maar heel betrekkelijk, als je daar in een keer ligt. Als je gezond bent, ben je rijk, zeggen ze. Dat had ik nooit zo begrepen, tot ik zelf het eind van de tunnel gezien had, toen snapte ik dat. Hetzelfde met relaties. Heb ik best wat gehad, maar die kwamen altijd op het tweede plan. Als we hadden afgesproken om te gaan eten en ik had mijn paard nog niet getraind, dan werd het eten afgebeld. Tot ik een oude jeugdliefde tegen kwam, Roy Peters. We zijn opnieuw verliefd geworden en dat is nooit minder geworden. En samen hebben we nou een mooie dochter Janske van 7 maanden. We wonen in Herpen, 800 meter van het bedrijf waar mijn moeder nog woont. En ik werk nog steeds in het onderwijs, twee dagen per week. Weet je, eigenlijk ben ik heel dankbaar dat ik dit allemaal heb meegemaakt….”