St.-Frans is van oudsher de manege, bowlingbaan en partycentrum in Alverna, vlak bij Nijmegen. Tegenwoordig is het ook de plaats waar internationaal springamazone Lisa Bongers woont en werkt. Lang zag het er niet naar uit dat ‘internationaal’ ooit bereikbaar zou zijn: toen ze 15 was, vond ze een B-parcours al heel wat. Maar tegenwoordig gaat ze als een speer. Haar ambitie: “Verder komen dan waar ik nu ben.”
“Toen ik voor het eerst op wedstrijd ging bij de pony’s, had ik nog nooit een oxer gesprongen, dat durfde ik niet,” blikt de nu 22-jarige Lisa Bongers terug. Het materiaal thuis, toch in ruime mate voorhanden, durfde ze niet te springen met haar pony’s: “Maar op concours moest ik wel, op 70 cm, dat vond ik hoog, en dan zaten er nog reclameborden onder ook. Tja, als ik nou terugkijk, dan had ik nooit gedacht dat ik dit zou gaan doen….”
Lisa reed in haar ponytijd na haar Shetlander, een B- en een C-pony ook D-pony’s: “Een paar heb ik er gereden, maar achteraf gezien waren dat geen heel fijne pony’s. Ik heb nooit automaatjes gehad. Uiteindelijk heb ik wel Z bij de pony’s gesprongen maar niet heel veel. Ik denk dat ik eind 14 was toen ik naar de paarden ben gegaan, ben ik B gaan rijden. Ik zat op de mavo, wist niet goed wat ik wilde. Ja, paardrijden, dat vond ik leuk. Ik ben naar de Masterclass in Deurne gegaan, vooral omdat het maar een dag in de week was. Ik heb er leuke nieuwe mensen ontmoet, dat was mooi: Boy-Adrian van Gelderen, Jeanine Nieuwenhuis, Maxime van der Velde, en een paar vriendinnen waar ik nou nog steeds contact mee heb zoals Senna Stassen en Madelon Franke.”
Voor de opleiding in Deurne liep Lisa stage bij Wiljan en Joan Laarakkers in Ottersum: “Dat was daar voor halve dagen, waardoor ik ’s middags thuis kon rijden. Toen reed ik net B en L bij de paarden hè. Bij Wiljan heb ik heel veel mogen springen, hij begeleidde me, was het meest gedreven daarin. En mooi: op zijn paard Ravola heb ik mijn eerste M-parcours gereden. Eigenlijk is het nog maar een paar jaar geleden. Ik heb mijn diploma gehaald en toen zaten we van: moet je nog ergens anders heen om te leren? We hebben thuis alle mogelijkheden, eigenlijk zou het zonde zijn. En ik heb altijd springles van mijn vader, dat gaat goed, ik ben heel tevreden. Na Deurne ben ik L en M gaan rijden en vanaf toen werd het steeds een beetje hoger. Toen dacht: als ik toch eens ooit 1m40 zou kunnen rijden….”
Vader Rob is lang een stijlvolle springruiter met name op nationaal niveau geweest in de vereniging waarvoor ook bij voorbeeld stijlruiter Cor Loeffen reed. Rob is nu de steun en toeverlaat van Lisa: “Hij helpt mij met trainen, we overleggen veel, we maken samen de planning, en thuis met springen helpt ie mij. Hij is meer m’n coach, de eigenaar van de paarden omdat we die vooral ook zelf fokken…. eigenlijk alles. Of het goed gaat? Ja, eigenlijk wel, sommige mensen staan daarvan te kijken. Natuurlijk hebben we een enkele keer wat woorden maar dat heeft iedereen weleens toch?” Les heeft Lisa eigenlijk vooral op het gebied van dressuur: “Ja, van Stefano van Zuijlen, hij komt elke twee weken. Met m’n springpaarden rij ik bij hem in de les, per paard ongeveer een half uur, ik probeer ze zoveel mogelijk af te wisselen. Als ik een nieuwe op stal krijg, pak ik die ook meteen in de les bij hem. Ik merk echt wel dat ze er echt op vooruit gaan.”
In de loop van de afgelopen jaren ging het sportief steeds beter, met steeds meer succes. Als young rider kreeg Lisa een telefoontje van bondscoach Luc Steeghs: “Hij vroeg of ik naar China wilde om te rijden. Het overviel me wel een beetje want het was binnen twee weken al vertrekken, samen met Jarno van Erp en Thomas Arendsen Raeth. We reden daar op leenpaarden, de meeste kwamen wel uit Europa. Het was een dag uitproberen en dan de volgende dag de proef rijden. Dat pakte bij mij goed uit want ik won de Grote Prijs, zeg maar 1m35. Maar er was wel heel veel publiek, allemaal klappen en juichen, daar kunnen ze in Nederland nog wat van leren! En omdat ik dat gewonnen had, mocht ik een half jaar later de wereldbekerwedstrijd rijden in China, dat was vorig jaar in het voorjaar. ik weer terug, naar Tianjin, een uur vanaf Peking, weer zonder paard, die stonden daar klaar. Maar dit was wel even iets hoger. Plus ik was helemaal alleen, er waren geen andere ruiters uit Nederland, geen coach. En ze kunnen daar niet zo goed Engels….De inloopproef lag op 1m40, dat ging heel goed. En toen kwam de wereldbekerproef zelf, die lag op 1m45. Bij het parcourslopen dacht ik nog: oei, komt het paard daar wel overheen? Maar het viel mee, met een foutje was ik toch nog 11e. De eigenaar van het paard was er zelf niet bij, die zat volgens mij in Europa of Amerika. In elk geval was het een super ervaring, ik ben enorm blij dat ik dat heb gedaan.”
Donbalian, een Carthino x Voltaire, is Lisa’s toppaard: “We hebben hem zelf gefokt, en ik heb hem helemaal zelf opgeleid. Toen hij vier jaar was, ben ik in het BB en de B begonnen. En nou is ie tien jaar en loopt ie 1m50. En ik hoop over een tijdje 1m60.” De prestaties van Lisa brachten haar al op mooie concoursplekken in de wereld behalve China. In Fontainebleau reed ze met het Young Riders-team de landenwedstrijd, de Gothenburg reed ze U25, in Mechelen, Lausanne, in La Baule aan de Franse kust is ze geweest en een paar weken geleden in Parijs: “Daar rijd ik dan de 2*-wedstrijden, waarbij de Grote Prijs op 1m45 of 1m50 ligt. Je moet natuurlijk een beetje het geluk hebben dat het concours je toelaat en dat de bondscoach het goed vindt. Ik ben nou twee keer in Parijs geweest, dat is ook een familie-uitje. Want mijn oom Jack heeft de drankenhandel van mijn opa overgenomen en mijn vader de manege, ze vinden het allebei mooi om zoiets mee te maken.”
In Elixer, een Zacharov x Concorde, heeft Lisa haar tweede toppaard: “Die hebben we een jaar geleden gekocht. Af en toe kun je er eentje kopen. Als je alles moet kopen, dat is niet te doen. Daarom fokker we veel zelf. Elk jaar wel vijf veulentjes, en daar zit telkens wel een heel goede bij. Dat is lastig hoor. Soms denk je: deze blijft te klein, en dan groeit ie toch nog goed uit. Uit onze merrie Laantje hebben we bij voorbeeld Robin Hood R gefokt, het voormalige toppaard van Christina Liebherr. Of Bobolensky, de jonge Cornet Obolensky van Gianni Govoni. Donbalian komt uit Katebalia, een merrie van ons die nooit in de sport heeft gelopen maar die naast Donbalian nog twee 1m50-paarden heeft gebracht. Dat ze zelf gepresteerd hebben hoeft natuurlijk niet altijd. De merrie moet bloed hebben en een goed karakter, dan kun je een heel eind komen. En voorzichtig zijn, met veel temperament. En van mij mogen ze wat groter zijn, dat vind ik fijn, met veel vermogen. Eigenlijk grappig, want ik ben zelf met m’n 1m67 niet zo groot, ik heb niet zo’n lange benen. Iemand als Frank Schuttert kan ze toch wat beter bij elkaar houden, zeg maar, voor kortere mensen is dat toch anders. Ik heb niet zoveel te zeggen met mijn benen, in elk geval anders.”
Vader Rob en moeder Nathalie Bongers hebben het knap druk met hun rijhal, het partycentrum, het restaurant en de bowlingbaan. Plus de eigen stal met zo’n zestig paarden, waarvan er tien voor de sport van Lisa zijn en tien in de opfok: “De paarden natuurlijk overdag, maar ’s avonds gaat het verder. We willen thuis vooral in de paarden verder, dat vinden we allemaal het leukste. Daarom wordt de rest of verhuurd of verkocht, anders wordt het echt te intensief. De hele dag op concours geweest, en dan thuiskomen en het partycentrum en zo doen, dat is voor mijn ouders bijna niet vol te houden. En het geeft mij de gelegenheid om me goed op de sport te richten. En om goede, jonge paarden op te leiden. Die zoeken we altijd, want als ze ouder zijn, zijn ze voor ons niet meer betaalbaar. Dan kan ik mezelf steeds meer in de picture te rijden op hoger niveau, zodat we de paarden ook kunnen verkopen. Laatst hebben we er zo een naar Qatar verkocht, die loopt daar nu met de jeugd mee. Want ik snap best dat het allemaal betaald moet worden.”