Ze was al vroeg bezeten van pony’s en paarden en worstelde zich een weg door het leven om met paarden te kunnen werken. Toch heeft Jolanda Brugman een job buiten de paardenwereld. Met partner Herman Reilink runt ze daarnaast de hengstenhouderij in Raalte en heeft ze als relatieve buitenstaander een eigen kijk op de fokkerij gekregen: “Er zijn steeds minder mensen die investeren in het opbouwen van een stam, het gaat te snel over verkoop.”
Jolanda Brugman raakte betrokken bij de traditionele hengstenhouderij van de familie Reilink vanuit de ‘koude kant’: “En dan net in een tijd met allerlei veranderingen in de hengstenhouderij. Kom je daar aan als iemand die vooruitstrevend is, in een bedrijf dat gerund wordt door vader en zoon. Herman was heel erg voor verandering, maar zijn vader vond dat moeilijk. Je moest ineens aan allerlei regels voldoen, wat een onzin. KI was niks. Vader heeft zich langzamerhand eruit teruggetrokken, dat was beter. Ik ben erin gerold, mee gaan helpen in het bedrijf. Een cursus paarden-KI gaan doen, mee met hengsten naar klanten toe, een stuk of acht per dag wel. Vooral met de hengst Epilot is de verandering bij ons gekomen: we hadden zoveel klanten per dag te bedienen, dat kon helemaal niet meer natuurlijk. Maar die ouderwetse service-instelling is gebleven: toen we overgingen op KI, hebben we besloten om zelf zoveel mogelijk bij klanten aan huis te insemineren.”
Jolanda kwam in het midden van de jaren ’70 als 4-jarig meisje al in aanraking met paarden: “Thuis hadden we totaal niks met paarden. Mijn moeder vond paarden wel leuk, zoals heel veel mensen dat vinden. En onze buurvrouw had een paard. Ging ik kijken als de rijvereniging les kreeg van Roelie Bril. Om te kijken, om te leren, en dan maar hopen dat ik een paard mocht afstappen van iemand in de les. Op m’n 12e kreeg ik eindelijk les, in manege Voorst. Zitles van Wilma van Es: blijf eens van die teugels af, voorwaarts drijven, dan gaat ie vanzelf neerwaarts, dat soort werk. Als 12–jarige keek ik enorm op tegen de mensen die zo goed waren. Als Jos van de Wal lesgaf aan Wilma van Es, zat ik langs de kant als een spons alles op te nemen. Of als de vrijdagavond-cognac-club les kreeg van dat kleine vrouwtje dat les had gegeven aan de Spaanse rijschool. Dan moest je wel heel goed zijn. In elk geval zeer gedisciplineerd, dat zag je terug. Mijn moeder ging werken in de manege, daardoor kon ik rijden. Daar ben ik haar eeuwig dankbaar voor.”

De fokmerries van hengstenhouderij Reilink
Naast de school volgde al snel een periode bij Janet Steinvoorte, van oorsprong Engels, die een ponyclub had in Klarenbeek: “Ze vroeg of ik bij haar kwam rijden. Ik was 13, een klein opdondertje, ideaal om de pony’s zadelmak te maken, ook de A-welshjes. En dan mee naar de keuringen, rubrieken bestgaande rijpony rijden. Rondeel’s Careless, Rondeel’s Profelia, dat soort namen. Maar op een gegeven moment word je toch te groot daarvoor. Ik ben wedstrijden gaan rijden op een New Forest-pony van Janet, die was wat lastig, daar moest ik maar op. Ik had altijd gelezen dat ook een pony zijn eigen hoogte kon springen. De pony was 1m43, dus vond ik dat ie ook 1m40 kon springen. Ik denk: dat wil ik weten, eigenlijk geloofde ik het niet. En als je jong bent, durf je dat ook. Uiteindelijk mocht ik met die pony Z starten.”
Het was een periode waarin het niet aan kwam waaien: “Toen ik in Klarenbeek bij Janet reed, fietste ik in de weekenden en vrije dagen elke dag 30 kilometer heen en 30 kilometer terug om pony te kunnen rijden. En dan 16 stallen uitmesten, 14 paarden en pony’s rijden. Maar ja, mevrouw Steinvoorte betaalde ook alles voor me: wedstrijden, vervoer en zo. Daarom heb ik nou nog een broertje dood aan van die meisjes die nog geen 10 minuten willen fietsen om paard te rijden, terwijl ze zeggen dat ze het zooo graag willen. Op m’n 16e ben ik gestopt met paardrijden. Thuis ging het niet zo lekker en ik ben uit huis gegaan. Ik heb de MEAO bestuurlijk gedaan en ben in de administratie begonnen bij Stegeman. Op een gegeven moment begon het toch weer te kriebelen.”

Met Herman op een van de vele keuringen
Jolanda ging weer terug naar manege Voorst: “ik ben er weer gaan kijken, kijken of Wilma daar nog lesgaf. Omdat zij dat naar mijn gevoel zo goed deed. En ik ben weer gaan lessen, op een heel grote vosmerrie, staatsgevaarlijk volgens iedereen, een lastpak, een pismerrie. Ken je zo’n badmeesterhaak? Daar haalden ze ‘m mee uit de stal. Iedereen vond dat ie weg moest. Maar zo voelde het niet. Ik heb de slachtprijs geboden, en toen had ik haar. Ze had eerder een veulen gehad van Columbus, dat heeft Kees van den Oetelaar nog gekocht. Ik heb haar twee jaar gehad en met dat paard ben ik samengesteld gaan rijden. Vroeger vond ik het maar dierenbeulerij. De eerste keer dat ik in Boekelo was, brak een paard zijn nek, dat vond ik zo zielig. Totdat je het zelf doet, en het paard het ook leuk vindt. Ik vind het nou helemaal geweldig.”
Na een paardloze periode moest er toch weer een komen: “Kom ik daar met een vriendin bij die handelaar, kocht ik een paard dat alles had wat ik niet wou: merrie, vos, niet zadelmak, groot. Ze was 6 jaar en had alleen voor de kar gelopen. In de tussentijd had ik Herman Reilink leren kennen, en die vond dat ik de merrie moest laten dekken. Ik had Epilot al gezien onder Jos Lansink en Franke Sloothaak, hoe mooi is het dan om een veulen van Epilot te fokken. En dan heb je een veulen en je staat bij Reilink op stal. Dan rol je er vanzelf in. Epilot hebben we in moeten laten slapen. We kochten voor veel geld Jimtown maar niet lang daarna kregen we het advies om de hengst terug te trekken. We hebben hem verkocht naar Letland, en daar krijgt hij wel KWPN-licenties. Een beetje zuur is dat, maar zo is het wereldje. Ik ben altijd buiten de hengstenhouderij bij een bedrijf blijven werken, in onze kleine hengstenhouderij zaten gewoon onvoldoende inkomsten. Maar daardoor kijk je wel anders tegen ontwikkelingen aan. We hadden 60 merries, dat was belachelijk, veel te veel. Nou hebben we vier fokmerries, een New Forest-merrie en wat jong spul. De hele opzet hebben we wat economischer gemaakt. In de paardensector vergeten heel veel mensen te rekenen.”

Afgelopen oktober: Jolanda in de oefencross
“Het tweede jaar dat Hamlet bij ons op stal stond, werd Hickstead wereldkampioen bij de jonge paarden. Kijk dat maakt wel een verschil. Hetzelfde gebeurde met Epilot: NoTime met Peter Geerink en Nashville met Carolein Lankester werden eerste en tweede in Lanaken. Ik heb altijd gedacht dat dat wel herkend en erkend zou worden maar we hebben echt moeten vechten om aandacht voor die prestaties. Dat was ook zo voor Marlon, de Zeus x Ramiro, een hengst met prachtig veel sport in de merrielijn. Plus dat het een Zeus was: Duitsland had er een, Frankrijk had er een, en wij hadden Marlon. De laatste jaren wordt er toch steeds meer gedekt met hengsten die zelf op het hoogste niveau lopen. Wij geloven in elk geval in Marlon, een hengst hoeft zelf geen 1.60m te hebben gesprongen om 1.60m paarden te geven. En dat doet Marlon. We hebben er ook flink veel van ingevroren. Hij staat er nog steeds, en we fokken er zelf ook mee, met een Highline-merrie en een Hamlet-merrie.”
“En als we het daarover hebben: een kennis van me vond dat haar merrie meer bloed kon gebruiken, ze had op een show een mooie volbloed gezien. Dan denk ik: daar gaan we weer. Ik zie echt een ontwikkeling dat mensen steeds minder kennis hebben van een paard, ook van hun eigen paard. Ze zouden niet alleen moeten kijken of een hengst goed is, ze zouden moeten kijken of de hengst kan verbeteren. De fokkerij gaat in het algemeen steeds meer de kant op van de verkoop, niet om een stam te fokken. Natuurlijk, die fokkers zijn er nog wel, maar dat wordt steeds minder. Er wordt gefokt voor de veiling, en dan moet ie als jong paard goed kunnen springen. Maar we raken zo de stammen kwijt, ik ken weinig mensen die echt merriestammen willen doorontwikkelen. Niet dat we geen goede hengsten hebben, absoluut niet. En we hebben ook heel goede merries. Maar we willen vooral verkopen, daardoor weten we van te veel merries niet meer hoe ze fokken, we raken informatie kwijt. En het is noodzakelijk dat we een goed sportpaard blijven fokken. Vroeger had de hengstenhouder daar een rol in, die besprak dat met de fokker. Nu gaat ’s ochtends de telefoon: we willen sperma bestellen, en dan wordt het verstuurd. Daarom nodigen wij mensen uit om de hengst te komen bekijken bij ons. En we adviseren gerust een hengst van een andere hengstenhouder, geen probleem. Maar de trend is dat we naar de tv kijken, we zien een hengst springen en we willen daar een veulen van. Maar dat wil niet zeggen dat die hengst op die merrie past.”

De hengst Sirius moet goed op de foto
Jolanda Brugman is opgegroeid met pony’s en dat is bij hengstenhouderij Reilink ook een belangrijke tak: “Onze ponyhengsten hebben lang op natuurlijke dekking gestaan maar uiteindelijk zijn we ook met de pony’s overgestapt op KI. Ook met onze toppers als Carlo en Lex, die de afgelopen jaren best meer hadden kunnen doen. In het algemeen dekken de New Forest-pony’s de laatste jaren heel weinig. Nu krijgen we weer meer aanvragen, met name uit Frankrijk. Waar ik me zorgen over maak is dat we een schrikbarend tekort aan goede sportpony’s krijgen, dat wordt alleen maar erger. Het is een relatief klein groepje dat nog pony’s fokt. De sport wil graag een goede, brave, goed aangereden driejarige of vierjarige pony, die zijn niet aan te slepen. Ze gaan allemaal voor veel geld weg, maar er is niet aan te komen. Daarom verwacht ik wel dat de fokkerij weer gaat aantrekken.”
Inmiddels was het alweer zes jaar geleden dat Jolanda zelf gereden had: “Sinds een half jaar heb ik het weer opgepakt. Komen die zitlessen van Wilma van Es weer heel mooi van pas! We zijn te druk en we hebben de fokmerries thuis. Wij moeten het zelf doen hè. Een eigen hengstenshow houden we niet. We zijn wel goed aanwezig op de show van Erik Braat, collega-hengstenhouder uit Wenum-Wiesel. Daar laten we Lex zien, Marlon. En we zijn erg blij met de nieuwe AES-hengsten Icarius, de Olivi x Neostan, en Gabri, de Gentleman x Darius, de kampioen dressuur van de hengstenkeuring.”