‘Iemand die snel beslist en zich af en toe vergist, brengt meer geld in de kist dan de perfectionist die de aansluiting mist.’ Zo opent handelaar, paardeneigenaar, fokkerijliefhebber, stamboekeigenaar, veilingorganisator en familieman Kees van den Oetelaar in deel III zijn anekdotes en indrukken over stamboeken. Waar het om gaat? Verjonging en versobering!
Kees van den Oetelaar heeft zijn leven lang met fokkerij en stamboeken te maken gehad: “Het is belangrijk dat er openlijk over het functioneren van stamboeken gesproken wordt, dat gebeurt te weinig.” Toch begint hij weer met een van zijn vele anekdotes, met stamboeken en fokkerij als raakpunten: “Onze Rien had een keer een ei uit laten broeden van een struisvogel, en dat kuiken had ie geschonken aan een gehandicaptentehuis hier, om in de dierentuin te laten lopen. Na drie jaar belt dat tehuis op naar onze Rien: die struisvogel moet weg want die pikt op de mensen hun hoofd die in de rolstoel zitten. Belt Rien me op: kun jij die struisvogel halen? Ik met de trailer er naartoe, met een man of vijf hebben we de struisvogel erin gekregen. Heb ik Rien gebeld: wat doe ik er nou mee? Ik mocht hem hebben. Ik een bevriende paardenhandelaar in België gebeld: Nou heb ik wat voor jou! Wat dan? De Nederlands kampioen stamboek-haan bij de struisvogels. Maar we zitten wat met inteelt hier omdat ie al te veel gebruikt is en hij moet eigenlijk naar een ander land. Die wil ik aan jou verkopen, daar kun je een vermogen aan verdienen! Zegt ie: wat vraag je die dan? Ik zeg: 75.000 gulden. Dat vond ie te veel. Ik zeg: wat wil je dan geven? Hij zegt: ik bied één keer 200 gulden. Dan komt ie er nou aan, heb ik gezegd. Ik de struisvogel weggebracht, hij naar binnen in de trailer, moest hij hem vasthouden, ik de klep open. Begint die vogel daar over de straat te rennen, de hele buurt hielp mee om hem te vangen en uiteindelijk hebben we hem in een box gekregen. En toen zijn we de kroeg ingegaan en zijn we samen zo dronken geworden dat ik niet meer naar huis kon. Ik kon blijven slapen: of op de bank in de kamer of op de zonnebank in de badkamer. Ik op de zonnebank, lag ik daar, moest zijn vrouw naar de wc, die ging zitten. Toen zag ze mij liggen. Zo kwaad dat die werd. De volgende ochtend ben ik met hem samen naar de veiling gereden, die gaf nergens om.”
Kees van den Oetelaar is bij veel stamboeken thuis. Dat begon al vroeg: “Als jong menneke ging ik al met Jan Bouwman uit IJhorst naar Denemarken voor de handel. Op de terugweg in Elmshorn hebben we Arne Smit ontmoet, een Deense paardenhandelaar, Jan had daar paarden mee gehandeld en er moest nog wat mee afgehandeld worden. We kwamen terecht op een nakeuring van het Holsteiner stamboek. Jan Bouwman gaf niks om keuringen, de grootste onzin die er is, vond ie. Ik heb daar een tijdje staan te kijken, gevraagd wie die twee mensen waren. Die heetten Sipke Dokter en Harm Brunsting, zoveel wist ik ervan. Een paar jaar naderhand ben ik met Markus Supgang voor de eerste keer terug naar Holstein gegaan, hij was een commissionair, leerde ik kennen via Martien Burgers. Holstein was een prachtig gebied, met geweldige merries, indrukwekkende hengsten en een grote naam. Kwamen we bij een toonaangevende hengstenhouder in Holstein, moesten we eerst een half uur buiten in de kou wachten, en toen kregen we een korte rondleiding. Oh ja, eerst begon hij nog te vertellen wat er daar allemaal van hem was. En op stal was alles wat er stond wereldkampioen, S geklasseerd, van het eerste tot het laatste paard. In elk geval waren ze zo goed dat ik ze zeker niet kon betalen. Halverwege had ik er al genoeg van, ik ben er nooit meer geweest.”

Kees van den Oetelaar met de 30-jarige Corrado
Via kennis Hermann Wieben bouwde Kees toch een goede band op met het Holsteiner Verband: “Het Holsteinse paard bleef altijd in mijn hoofd zitten. Door de jaren heen heb ik er altijd met Hermann Wieben rondgereden, altijd met dezelfde. Gingen we in de stallen ook even kijken naar beroemde hengsten als Caretino en Corrado, hengsten van het Verband. Sigrun Günther werkte daar toen ook al: geweldig aardig, ik heb me er altijd welkom gevoeld. Als we binnenkwamen, vroeg ze eerst of we goed gegeten en goed geslapen hadden. En broodjes en zo waren er altijd. Iemand die met hart en ziel het stamboek mee naar huis neemt. Holstein vond ik een heel interessant fokgebied met heel goede paarden, eigenlijk het beste wat ik toen kende. Ze hadden het zo goed voor elkaar daar, dat de fokkers met z’n allen de rijhal en de kantine betaald hebben, het geld was er binnen de tien dagen. Maar ja, door het slechte beleid, is het stamboek min of meer kapot gemaakt. Nou zijn ze zover dat ze 35 man personeel hebben, ze registreren 2200 of 2300 veulentjes, dat is met de helft gedaald, en ze moeten veilingen houden en keuringen om het personeel te kunnen betalen. Da’s de omgekeerde wereld. Ik heb ooit tegen de fokkerijleider Dr. Thomas Nissen gezegd: in plaats van hengsten te kopen in het buitenland, zou je niet beter elk jaar een stuk of tien goede merries kopen in het buitenland? Toen ik die vraag stelde, keek hij er raar van op. Hij reageerde er niet eens op. Nee, het beste fokmateriaal hebben ze verkocht naar Nederland, België en Frankrijk.”

Sigrun Günther van het Holsteiner Verband
In Hannover gaat het ook al niet zo florissant: “Toen ik daar voeger kwam, genoot ik van de merries, de moederlijnen. En ik heb altijd kunnen genieten van geweldige hengsten als Almé, Gotthard, Grannus. Maar er is daar geen springbloed meer. Ze hebben het kapot gemaakt, kapot gefokt met hun dressuurhengsten. Waarom? Omdat je die op een veiling beter kunt verkopen zodat al het personeel betaald kan worden. We zijn nou twintig jaar verder en alle Duitse stamboeken hebben ruzie met elkaar. Ze moeten wel veilen om financieel niet in de problemen te komen. Met hun berg personeel. Wat mij opvalt: er zitten ook heel veel oudere mensen die er tot hun pensioen zitten. Die zijn niet modern en die gaan niet mee met de tijd. Ik merk het bij mezelf ook, ik kan minder onthouden. Als ik nou iets moet weten, dan bel ik Cameron Nijhof op of Willem Greve. Zij weten alle namen van alle jonge hengsten, namen van paarden, van ruiters, ik al niet meer. Met Jan Greve en Henk Nijhof was ik een keer op pad in Frankrijk. Toen we een paar dagen hadden rondgelopen en paarden gekeken, waren we kapot van het hangen en zitten. Terwijl jonge mensen daar niks mee lijden.”

Joris van den Oetelaar, Cameron Nijhof en Willem Greve
Verjonging en versobering, dat is de toekomst van de fokkerij volgens Kees van den Oetelaar: “Heel veel stamboeken maken te weinig gebruik van jonge mensen. Bij het KWPN ook. Ik weet zeker dat ik daar gelijk in heb. We moeten namelijk vooruit. Wat weten wij van moderniteit af? Met alle respect, maar wat heb je eraan om een ervaren man als Arie Hamoen te vragen als invaller voor Marjan Dorresteijn? Daar moeten jonge mensen voor in de plaats komen. Van omroeper, tot ringmeester, tot jurylid: de frisse wind moet er doorheen. Bij het KWPN hebben ze de bezem er goed doorgehaald maar ze moeten er nog een keer met de stofzuiger achteraan, er zijn te veel mensen die er gewoon te lang zitten. Laatst was ik op de vergadering van de WBFSH, de organisatie van alle stamboeken. Zwaar aan het verouderen is dat, in bestuur en mensen, die gezamenlijk veel te weinig klaarmaken. We kunnen als stamboeken onder elkaar veel meer doen. Rondom informatie, gezondheid van onze paarden, dat zou de fokkers miljoenen euro’s kunnen besparen. We moeten veel meer samenspannen. De stamboeken hebben wel de naam dat ze niks willen voor mekaar maar ze krijgen ook geen kans bij de WBFSH om zich te uiten.”

Jan Greve, Kees van den Oetelaar en Henk Nijhof
“Op die vergadering heb ik zitten te praten met Inge Workel van het Oldenburgse verband. Met open mond heb ik zitten te luisteren, hoe intelligent zo’n jonge meid is. Het is zo belangrijk om jonge mensen te promoten, het zou verstandig zijn voor alle stamboeken om veel jonge mensen erbij te betrekken. Op de keuring in Lier was ook Niels Bruynseels, die heeft de hele keuring gevolgd in België. Zo zijn er veel meer ruiters die interesse hebben in de fokkerij, maar ze worden er niet bij betrokken. Robbert Ehrens, Willem Greve, dat soort mensen. Het moet in elk geval beter voor de fokkers, voor minder kosten. Als ik zie hoe Zangersheide groeit met zo’n kleine groep mensen, da’s een lust om te zien. Dit jaar hebben ze tussen de 4 en 5000 dekkingen, ze zijn de helft gegroeid in twee jaar tijd. Het enige stamboek dat ik ken dat met een kleine groep mensen hard groeit, is het BWP. Ook een lust om te zien hoe groot de vrijwilligersgroep eromheen is. En ze lopen zich de benen onder de kont uit, geweldig! De fokkerij vergrijst, de fokker van vroeger is aan het uitsterven. Ik vind dat de rijderij wel vooruit gaat, maar niet het paardengevoel, het gevoel om met een paard te communiceren. De ruiters van tegenwoordig nemen meer tijd voor de telefoon dan voor het paard.”

Kees van den Oetelaar met dochter Lotte en Hermann Wieben op de keuring in Elmshorn
Zijn eigen Anglo-European Studbook AES begon in Engeland: “Daar zijn we begonnen, vooral door Henk Minderman. Van de Lageweg, Nijhof, Jespers en ik zijn aandeelhouder geworden. Het ging onderling niet slecht maar lang niet goed genoeg. Omdat we er te weinig aan deden met elkaar, onderling kwamen we nooit goed overeen om te moderniseren. Na 2012, toen duidelijk werd dat de AES-paarden goed presteerden, ben ik naar mijn neef Joris toegestapt, die al keuringen organiseerde voor het AES, gevraagd of het iets zou zijn om het samen te gaan doen. Met de anderen ben ik overeengekomen dat ik als aandeelhouder alleen overbleef. Met Joris achter me, anders had ik het niet gedaan en had ik het nooit gekund. Hij is veel jonger, veel moderner, veel meer op de hoogte van alles, en veel gebrander. We hebben toen een bijeenkomst met het personeel in Engeland gehad, hebben we ze allemaal ontslagen. Joris zei nog: dat kost te veel, maar ik heb hem gezegd: kan me niks schelen, als we ze houden, kost het ons nog veel meer. Daarna hebben we minder mensen aangenomen, maar allemaal jong en fris. Onervaren, maar intelligent. Zoals Hannah, die werkt voor vijf. En nou hebben we een topteam dat we zelf opgeleid hebben. En we doen zoveel mogelijk zelf. In 2019 gaan we zelf het DNA testen. Zodat we fokkers tegen lagere prijzen goed kunnen bedienen, daar is een stamboek voor. Voor de fokkers. Als je een goede hengst hebt, dan maakt het niet uit waar hij gekeurd is, het gaat over het paard en over het paspoort. Wij hebben het geluk dat we Jan Vink en de Van Mossel Groep achter ons hebben staan, daardoor kunnen we het papier goedkoop houden, onze wedstrijden met prijzengeld organiseren, geweldig. En daarbij houden we onze groep klein. Nergens voor nodig, zoveel personeel. En er blijft bij ons niks liggen! Mooi om dan te zien hoe het AES blijft groeien.”