Hij valt nooit op, behalve misschien door zijn imponerende gestalte. Maar het liefst blijft hij op de achtergrond. Om te observeren, om ervaringen op te snuiven, om op een rustige manier met mensen te praten. Hij blijft zichzelf: nuchter, geen meeloper, iemand die zijn eigen mening en gevoel volgt. “Je kunt van iedereen iets leren,” zegt de bedrijfsleider van Stoeterij Black Horses. Hoe word je nou bedrijfsleider van zo’n stoeterij? Lees het levensverhaal van Carlo van Kaathoven.
Carlo van Kaathoven begon vier jaar geleden bij Stoeterij Black Horses, het imponerende project van eigenaar Jan Vink. Als bedrijfsleider voor de paarden: “Om alle lopende zaken rond de paarden te managen en te regelen. Dat is vrij complex omdat we op hier alles doen: springen, dressuur, tuigpaarden, fokkerij. En handel, want in principe is alles te koop.” Zeven dagen in de week rijdt hij van zijn woonplaats Sint-Michielsgestel naar Sliedrecht, zo’n 60 kilometer. Vanwege kwesties rond vergunningen is het nog niet gelukt om de bouw van de nieuwe stoeterij echt te laten vlotten, waar ook een bedrijfswoning gepland is.
Zo’n 44 jaar geleden werd Carlo van Kaathoven geboren in Sint-Michielsgestel, waar zijn opa een hobbyboerderij had en zijn vader bij de familie Otjes werkte in de stallen met Arabieren naast zijn timmermanswerk. “We hadden thuis van die olietonnen en daar speelde ik op alsof het mijn pony was. Na lang zeuren kwam er toch een B-pony, een heel normaal beestje, gekocht op de markt in Den Bosch, zes jaar was ik toen. Samen met een buurjongen en –meisje ben ik bij de ponyclub Sint-Jacobus in Den Dungen gegaan, dat was voor ons veiliger om onder het zadel naar toe te gaan, dan hoefden we de provinciale weg niet over te steken. Het was een half uurtje stappen, we begonnen met drieën en naarmate de rit vorderde sloten steeds meer ponyclubleden aan. Op de club kregen we een uurtje les en daarna ging het weer andersom.”
Toen Carlo 9 was, kwam er een D-pony Boy: “Maar die kende niks, dat was voor ons te betalen. Ik had er geen ervaring mee, mijn vader eigenlijk ook niet, maar we zijn toch samen aan de gang gegaan. Longeren, zadel erop en toen hij niet meer bokte, moest ik erop. Eraf gevallen natuurlijk. Maar uiteindelijk wel Z-springen, M-dressuur en Z met het achttal geworden. We kregen les van Antoon Sleutjes, die werkte bij de gemeente, had wat eigen paarden maar ook een goede visie op paardrijden. Hij bleef altijd rustig, wist mensen te motiveren, ook als het een keer tegenzat, en toen we jong waren zat het vaak tegen. Die pony heb ik zeven jaar gehad. We wilden ‘m graag verkopen maar als er klanten kwamen, was ie ziek of kreupel. We hebben ‘m op proef meegegeven aan een meisje uit Schijndel, die was er gek van. Maar die bracht ‘m na twee weken terug: ging niet. Uiteindelijk is mijn vader in contact gekomen met iemand die een pony zocht voor een blind meisje. De mensen zijn gekomen, ondanks het verhaal, en dat klikte vanaf de eerste minuut. Ze heeft er zelfs nog Paralympics mee gereden in Londen, en hij is er heel zijn leven gebleven. Ik heb het toen ook weleens geprobeerd om even met de ogen dicht te rijden maar dat is heftig, een heel aparte ervaring. Ik had ze zo weer open.”

Met de D-pony Boy
Carlo ging her en der paarden zadelmak maken. Op de middelbare agrarische school in Boxtel volgde hij de opleiding paardenhouderij: “Dat was net begonnen, was eigenlijk meer een cursus, vooral theorie, daarvoor ging ik dan elke week een keer naar Oss. Vanuit die opleiding ben ik stage gaan lopen op de manege bij Wim van den Oetelaar, de broer van Kees. Toen de stage afgelopen was, moest ik nog een halfjaar naar school maar dat heb ik niet gedaan. Ik ben bij Wim in dienst gekomen, ik zag meer in werken dan in leren en ik kon van mijn hobby mijn beroep maken. Paardrijden, zadelmak maken, lesgeven, stallen mesten, ook de koeien voeren die hij had, eigenlijk alles wat er te doen viel. Joris, nu de directeur van het AES en van het complex De Molenheide, was toen een jaar of 4.”
De militaire dienst volgde. In de tussentijd had Carlo een jonge Ufarno naar het ZZ-springen gereden: “Gekocht als driejarige toen ik een jaar of 15 was, puur omdat een driejarige goedkoper was dan een ervaren paard. Maar hij leek weinig springaanleg te hebben. Vanuit de rijvereniging lesten we bij Nico Witte, die vond dat ik maar niet meer moest komen springen omdat hij alles naar beneden sprong. Daarna had ik les bij Hein van Driel: die vond dat ik ‘m maar in moest ruilen tegen een meer ervaren paard, een goedbedoeld advies. Maar ik ben een soort van eigenwijs, als ik ergens in geloof, dan moet het ook gebeuren. Ik heb er veel tijd ingestoken en heb uiteindelijk op 1.35m-niveau veel gewonnen, begeleid door Ad van de Wetering. Ik was altijd de goede dingen in het paard blijven zien. Met die Ufarno kreeg ik in dienst snel de sportstatus, daardoor kon ik thuis de paarden rijden. Met een groepje van een man of zes of zeven bereidden we ons voor op het militaire WK dat in Rome zou plaatsvinden. Op CHampion Arnhem had je toen ook een aparte rubriek voor militairen als voorbereiding. En daar kwam ik in contact met Piet Raijmakers. Hij vroeg of ik in dienst wilde komen op Zangersheide. Ze hebben vanuit Zangersheide een brief geschreven dat ik een soort van nodig was en toen mocht ik na een half jaar al uit dienst. De Ufarno hebben we via Tom Olsmeijer verkocht en ik ben op Zangersheide begonnen: paarden zadelmak en parcours-klaar maken. Ik ben er drie jaar geweest, alles gezien en gedaan, dat kwam ook omdat ik alles interessant vond. Toen Piet wegging, ben ik ook weggegaan. Je deed het voor Piet. Ik ben teruggegaan naar Brabant.”

Tijdens CHampion Arnhem in 1993
Terug naar Brabant betekende terug naar Wim van den Oetelaar: “Hij vond dat het een kans was om naar Zangersheide te gaan. Maar hij zei ook: als je daar weggaat, moet je mij als eerste bellen. Ik heb twee jaar weer in Schijndel gewerkt. En toen vroeg de heer Van Gerwen van Docdata me om voor hem te komen werken: paarden rijden en de stal runnen die voor zijn zoons bestemd was. Wim snapte dat, het contact met Wim is tot zijn plotselinge dood in 2006 altijd goed geweest. Ik heb het een jaar of drie gedaan, tot de kinderen groot genoeg waren om in het bedrijf te komen.” Carlo kwam via springruiter Vincent Vermeulen op stal bij Jan van den Noort en zijn Lane’s Corner Hoeve in Raamsdonk: “Om paarden zadelmak te maken. Maar hij had ook een aantal paarden die in mijn ogen niet goed genoeg waren. Na drie keer heb ik een gesprek aangevraagd met die man, gezegd wat ik ervan vond en het ook laten zien. Dat was in eerste instantie niet gemakkelijk, iedereen zei altijd dat het zo goed was. Hij heeft de paarden door iemand anders na laten kijken en vier dagen later was ik aangenomen als bedrijfsleider en stalmanager.”
Omdat de eigenaar vrij snel na zijn pensionering overleed, besloten zijn dochters om het bedrijf af te bouwen: “Met die mensen is toen besloten dat ik als laatste weg zou gaan, dat ik ze zou helpen met de verkoop van de paarden. Ik ben netjes behandeld, rond de 30 was ik. Ik had jarenlang zeven dagen per week gewerkt en ik dacht dat ik het misschien wel even rustig aan kon doen. Dat duurde een week. Toen belde Martijn Verpoort: Eric van Grunsven zocht iemand op stal. De volgende dag ben ik gaan praten en de dag erna ben ik begonnen. Als stalmanager, regelen van alles om de paarden heen: voer, enten, gezondheid, dierenarts, hoefsmid, alle papieren, eigenlijk alles. Plus de hele wedstrijdplanning in overleg met de ruiters, die de beste paarden soms wel wat vaak mee op concours willen nemen. Ik ben acht jaar bij Eric geweest, de hele periode rond Whisper en Simon meegemaakt die naar Jeroen Dubbeldam gingen. En daarna nog een tijdje bij Eric’s broer Wilco in handel omdat zijn dochter Demi fulltime in de paarden wilde.”
Door de concoursen kwam Carlo van Kaathoven in contact met Jan Vink: “Ik heb een paar keer met hem gepraat, ben uit interesse ook een keer wezen kijken naar zijn paarden. En toen belde hij: hij had grote plannen en zocht iemand voor zijn paardenbedrijf, wilde dat professioneel aanpakken en ik moest dat dan in goede banen leiden. In eerste instantie twijfelde ik omdat ik dan nooit meer thuis zou zijn. Een bedrijf met meer dan 400 paarden, een groot fokkerijgedeelte, meerdere locaties, om dat allemaal goed te doen: daar gaat veel tijd in zitten. Ik heb het toch gedaan vier jaar geleden, ook omdat het een uniek bedrijf is met een eigenaar met geweldige ideeën, met de vrijheid die ik krijg. In de loop van de jaren hebben we een professioneel team gebouwd, met een eigen dierenarts, met Johnny Pals en Siebe Kramer als de topruiters en vier ruiters en amazones die de paarden opleiden, plus de twee ruiters die bij Johnny in België werken. En steeds meer paarden uit eigen fokkerij die we nu aan huis opleiden.”
“Ik probeer de paarden zoveel mogelijk te zien op wedstrijden en thuis. En anders verwacht ik filmpjes van onze mensen. Het is heel belangrijk om de ontwikkeling van de paarden goed in kaart te brengen. Het moeilijkste voor onze mensen is het verkopen of van ruiter wisselen, dat moet ik beslissen. Maar je hebt met mensen te doen die hechten aan een dier, daar moet je toch ook rekening mee houden. Dat gold ook voor Jan zelf: hij is vanuit zijn hobby liefhebber van een heel goed paard. En het bedrijf is ontstaan vanuit die hobby. Maar ja, als je nooit je beste paard wilt verkopen, krijg je ook de handel niet. Een half jaar geleden is de hengst Chat Botte verkocht die net Falsterbo had gewonnen met het team. Dat brengt voor de handel mogelijkheden met zich mee behalve het geld dat het opbrengt. Veel ruiters willen hun beste paard het liefst niet verkopen, maar goed, het wordt na elke zondag ook weer maandag, we moeten verder plannen en na blijven denken. Daarom verkopen we niet de uitgeselecteerde paarden, wij verkopen àlle paarden. We weten van alle eigen paarden precies hoe hun geschiedenis is. In de paarden lijken soms andere regels te gelden maar wij proberen op een zo transparant mogelijke manier te handelen, geen geheimen. Je ziet nu dat de verkoop steeds gemakkelijker wordt.”
Website Stoeterij Black Horses
Hoofdfoto: Linda Leeflang